De Kerstmis


In cafe De Mingel' is het nog rustig als Kees Verhagen er aan de bar gaat zitten. Het beeld van de pin-up die naast hem op de bar staat, als een vrouw van in de tachtig die sexy probeert te zijn, ademt meer sfeer uit dan het hele cafe op dit vroege uur. Achter hem zitten nog twee mannen aan een tafeltje, maar voor de rest is de kroeg leeg. De barkeeper kijkt verveeld de koude straat in. Kees ziet hoe de kraag van het pilsje dat voor hem staat zienderogen dunner wordt en hij neemt kalm een slok. Onbewust luistert hij naar de discussie van de mannen aan het tafeltje. Een van de mannen heeft een belachelijk grote bril op. Nors haalt deze af en toe zijn neus op. De mannen praten zacht, als mag hij hen niet horen en juist daarom spitst Kees zijn oren om iets van het gesprek op te vangen. Hij hoort echter enkel dat ze afspreken, dat ze de volgende avond om tien uur s avonds weer bij elkaar zullen komen, maar nu in de Lazy Frog'. Hoewel Kees maar bitter weinig van het gesprek heeft kunnen opvangen is hij toch nieuwgierig geworden.
Niet lang nadat die twee vreemde types de bar verlaten hebben lopen de eerste geografiestudenten naar binnen voor de kerstborrel van IBN. Hij lacht even onbewust als hij Sylvia met haar vriendinnen binnen ziet komen en haar zoekend door het cafe ziet kijken. Even later zit ze dan ook naast hem en praten ze over van alles en nog wat. De sigarettenrook in de kroeg wordt steeds dikker en de onderwerpen waar Sylvia en Kees over van gedachten wisselen steeds vager. Af en toe komt er een medestudent zich bemoeien met hun discussie, maar dat duurt meestal niet al te lang. De tijd vliegt om. Als Kees haar weer een glas wijn aangeeft voelt hij dat zijn wangen gloeien. Hij buigt zich ver voorover en zij lacht als hij met zijn lippen haar wang aanraakt.
Buiten suist de wind hard door de straat. Het is inmiddels al vier uur s nachts, maar toch is er geen maan te zien, omdat die door de snel voorbij waaiende wolken volledig aan het gezicht ontrokken wordt. Twee mannen in lange regenjassen lopen vanaf het thuishonk van de Friese studentenvereniging Bernlef' richting het centrum. De wind overstemt hun stappen niet, die monotoon klinken op de stoeptegels. Strijdlustig kijken ze elkaar af en toe aan en nog nadrukkelijker zetten ze hun voeten dan op de straatstenen als marcheren ze door de Groningse straten. Voor de V&D nemen de twee mannen afscheid. "Tot morgen.", zegt de ene. "Voor Frieslan." antwoordt de ander vastberaden en hij slaat haastig de Oude Ebbingestraat in.
Kees hoort muziek in zijn hoofd. Feestelijke kerstmuziek. Even kijkt hij langs haar de straat in en ziet een man haastig voorbijlopen, maar snel daarna al ziet hij haar groene ogen weer in z'n gezichtsveld komen en voelt hij haar lippen op de zijne. Vluchtig haalt hij zijn handen door haar mooie bruine haar en voelt hoe zacht het aanvoelt. Toch kan hij zijn hoofd niet afhouden van de man die hij zonet zag passeren, want hij weet vrijwel zeker dat het een van de mannen uit De Mingel' was. Waarom loopt die vent zo gehaast, alsof hij niet eigenlijk niet gezien mag worden?, vraagt Kees zich af.
"Wat is er met jou?", vraagt Sylvia zachtjes: "Ben je altijd zo'n dromer?"
"Ach", antwoordt hij: "Dat is een lang verhaal en ik weet niet of..."
"Kom dan toch ook even mee naar boven" valt ze hem in de rede en voor hij het weet zit hij naast haar op de bank in een kleine hoge kamer in de Ebbingestraat. Het plafond is versierd met een soort relief, zoals je dat wel meer in oude huizen ziet. Terwijl hij zo zit rond te kijken schudt Sylvia met een snelle beweging haar haren uit haar gezicht en ze kijkt hem vragend aan: "Nou vertel!"
Tien minuten later heeft hij het hele verhaal verteld. Ze glimlacht en Kees ziet de ondiepe rimpels rond haar mond. "Je bent echt een dromer he? Wat denk je dan dat ze van plan zijn? Een bankoverval?"
"Ik weet het niet", antwoordt hij, wijfelend nu. "Maar dat er iets niet klopt is duidelijk."
Ze lacht weer, maar eerder vertederd dan spottend. Haar zoen is warm en even later liggen ze samen op de bank. Haar huid voelt droger dan wat hij ervan verwacht had als hij zijn hand op haar naakte rug legt. Sylvia verstijft heel even en ze schraapt nadrukkelijk haar keel. Z'n hand is al een tijd niet meer onder haar shirt als ze opstaat. Ze trekt haar kleren recht en geeft hem een lange kus ten afscheid.
De koude wind snijdt hem bijna de keel af als hij even later door de Ebbingestraat racet. Tranen van geluk lopen langs zijn gezicht en bevriezen haast direct op zijn gezicht. Gierend remt een automobilist omdat hij onbesuist door een rood verkeerslicht is gefietst.

Vinkhuizen is lelijk zo vroeg in de ochtend. De mist die tussen de flats doorsliert als een sjaal om de schouders van Marilyn Monroe, geeft de toch al zo saaie wijk een extra luguber uiterlijk. Tussen de als dominostenen gegroepeerde flats loopt een man tot aan z'n knieen in die nevel. Hij prutst eerst wat aan z'n sleutelbos en even later opent hij de deur van z'n Opel Kadet en stapt in. Met een rustig vaartje rijdt hij over de rondweg, rekening houdend met plotseling opdoemende mistvlagen. Zijn auto sputtert nauwelijks tegen als de man even later de snelheid opvoert op de snelweg en richting Leeuwarden zoeft. De lucht wordt steeds grijzer en die lucht bezorgt de man een gelukkig gevoel, want misschien wordt het dit jaar wel een witte kerst. En misschien komt er dit jaar misschien wel net als vorig jaar een Elfstedentocht. Hij glimlacht en geniet.
Een klein uur later parkeert hij zijn auto in het centrum van Leeuwarden. Hij loopt door een paar straten en klopt daarna twee keer zacht en een keer hard op de deur van een monumentaal grachtenpand. De deur wordt op een kiertje gezet en hij mompelt wat naar de zwarte spleet die nu naast de deur te zien is. Nadat hij is uitgesproken gaat de deur verder open en hij glipt naar binnen. Het sneeuwt al zachtjes als hij een uur later met een pakketje onder zijn arm weer uit dezelfde deur tevoorschijn komt. Hij legt het pakje even op de grond en neemt wat sneeuw in zijn handen, maar de sneeuw plakt niet en valt telkens als een hoopje meel weer uit elkaar. Hij loopt een beetje teleurgesteld weer verder in de vrieskou. Sylvia loopt telkens naar de WC. Of naar de keuken. Of naar de telefoon. Het is duidelijk dat ze onrustig op de komst van Kees wacht. Nu staat ze weer voor de spiegel en kijkt kritisch naar haar make-up. Buiten rijdt Kees over de grote markt en hij kijkt voordurend naar de klok op de martinitoren. Toch nog een kwartier te vroeg belt Kees bij haar huis aan en Sylvia roept haar huisgenoten snel toe: "Ik ga wel!". Een weerzien is altijd spannend en als ze elkaar dan ook aankijken lachen ze eerst even zenuwachtig en even later vallen ze elkaar in de armen.
Als ze willen gaan koken schuiven ze samen met Sylvia's huisgenoten de afwas naar een kant van het aanrecht en halen ze een schoonmaakdoekje over de andere helft. Kees voelt zich op zijn gemak, hoewel hij zich toch niet snel bij vreemden thuis voelt. Hij moet telkens lachen als Sylvia weer een aangebrande pannekoek met een zwaai door het reeds geopende raam in de achtertuin van het studentenhuis doet belanden.
Ondertussen staat er een man in een lange zwarte jas in de lift van een flat aan de Aquamarijnstraat. Hij lacht niet. Als de lift weer eens blijft steken trapt hij hard tegen de liftdeur om deze toch open te krijgen. Krakend springt deze dan ook open en even later zit hij op de fiets. Het waait hard en de ijskoude sneeuw striemt langs zijn gezicht en hij verstopt zijn hoofd in de kraag van z'n jas, terwijl hij koppig op de trappers van zijn fiets beukt.
Sylvia en Kees zitten al aan de bar als deze man de Lazy Frog' binnenstapt. Kees is amper te herkennen, omdat hij z'n haar met een halve pot gel in een scheiding heeft gekamd en een bril van een huisgenoot van Sylvia heeft opgezet. "Als het nog langer duurt zet ik dat ding af, ik krijg er goddomme koppijn van.", had hij zojuist nog gezegd. De man zet zich aan een tafeltje helemaal voor in het cafe en bestelt een koffie. Niet veel later betreedt ook de andere man de kroeg en hij wijst de andere man vinnig dat hij van zijn plaats bij het raam moet komen en samen met hem helemaal achterin het cafe moet gaan zitten. Ze passeren Kees en Sylvia op nog geen meter afstand, en Kees houdt zijn adem even in, maar het is gelukkig druk en de mannen kijken niet eens in hun richting. De twee verdachte types zitten nu zo dicht bij de bar dat ze hun gesprek bijna letterlijk kunnen verstaan.
"Heb je het spul?" Vraagt de man, die een bril draagt, aan de ander die ineengedoken aan het tafeltje is gaan zitten.
"Ja. En het is voldoende, ik heb het gecontroleerd."
"Mooi."
"Hoe laat doen we het?" Onzeker haalt hij een hand door z'n nog vochtige haren. "De mis begint om tien uur, maar het is al eerder druk rond de kerk, dus laten we zeggen dat we het om een uur of zes s avonds, als toch iedereen aan het eten is, klaarmaken. En om een uur of twaalf, als de kerk bomvol is, laten we het gebeuren."
"O.K." De man kijkt samenzweerdering naar de man met de bril: "Frylan boven alles.", fluistert hij mysterieus en direct daarna loopt hij het cafe uit. Niet veel later verdwijnt ook de man met de bril uit de Lazy Frog'. Sylvia kijkt Kees aan. Ze ziet wit. Kees vindt haar ook zo nog knap en probeert een glimlach op haar bleke gelaat te toveren, door haar een zoen te geven, maar ze weert hem beslist af.. "Wat zijn die twee in godsnaam van plan?", zegt ze snel. "Wat gebeurt er morgen? We moeten iets doen. We moeten naar de politie ofzo!"
"En dan? Ja, we weten dat een stelletje fanatieke Friezen morgen een Groningse kerk gaan uitmoorden. Ze lachen je zo in je gezicht uit. Zie je jezelf al staan?" Hij kijkt haar haast onvriendelijk streng aan. "Wat moeten we dan?"
"We moeten weten over welke kerk ze het hadden." Hij denkt na en kijkt daarna even zoekend rond. "Waar begint de kerstmis om tien uur? Dat is toch best vroeg?" Zegt hij pijnzend. "Dat kunnen we wel vinden in De Gezinsbode', maar wat dan?"
"Dan kunnen we gaan kijken en zien wat er gebeurd. Ze wilden toch iets klaarleggen, nou dan kunnen we het er ook weghalen." Er verschijnen avonturistische lichtjes in Kees' ogen. "Allemachtig man! Waar denk je wel dat je mee bezig bent?" Sylvia werp haar armen in de lucht om haar zinnen kracht bij te zetten en kijkt hem met haar groene ogen fel aan.
"Ik zie geen andere oplossing."
Ze denk lang na en kijkt af en toe door het raam naar de straat. Haar ogen dwalen door de kroeg en ze legt haar hoofd op haar handen en sluit haar mooie ogen.
"Kom!", zegt Kees: "Laten we bij jou thuis even kijken of we de tijden van die kerstmissen kunnen vinden in De Gezinsbode'."
Ze zucht diep, en hijst zich van de barkruk af.
Sylvia's huisgenoot neemt lachend de bril van Kees in ontvangst. Haastig bladert deze echter al door het huis-aan-huis blaadje en heeft binnen de kortste keren de tijden van de diensten gevonden. "Er zijn maar twee diensten die om tien uur beginnen!", zegt hij enthousisast: "Een in een kerk in Beijum en een in de Martinikerk." Ze kijken elkaar aan. Waar zou je nou als het eerst een aanslag gaan plegen? In Beijum of in hartje centrum?
"Laten we dan maar op de Martinikerk gokken.", zegt Kees nuchter. Sylvia knikt instemmend. "Maar nu heb ik geen zin meer in aanslagen en dat soort gedonder hoor.", zegt ze en ze lacht naar hem. Haar handen kietelen in zijn nek als ze door zijn borstelige haar woelt.

Er ligt een dik pak sneeuw als Kees de volgende dag naar het winkelcentrum fietst. Soms glijdt hij bijna uit over de platgereden sneeuw, en af een toe zigzagt hij haast over de Selwerds straten. In een bloemenwinkel vraagt hij of ze de rozen die hij gekocht heeft willen mengen met wat gipskruit. "Is het een cadeautje?", vraagt de winkejuffrouw nog en hij knikt bevestigend. Snel haalt hij nog een brood bij de bakker en begeeft zich dan, met in z'n ene hand de rozen en in de andere z'n brood over het steeds gladder wordende wegdek naar Sylvia. Hij denkt na over het gesprek dat hij gisteren met zijn vader had. Die had gedreigd om Kees persoonlijk op te komen halen als hij niet met de kerst thuis zou komen. Later had z'n moeder hem ook nog gesmeekt om tijdens de kerstdagen niet in Groningen te blijven. Hij had hen telkens weer opnieuw uitgelegd dat hij met een paar vrienden in Groningen wou blijven, maar het was niet doorgedrongen tot zijn ouders dat hij echt niet thuis kwam. Uiteindelijk had zijn moeder de telefoon woedend neergelegd toen Kees haar toeschreeuwde dat hij er geen zin in had om elk jaar in z'n eentje bij zijn ouders te zitten in een dorp waar normaal al niets te beleven is, maar waar met kerst de hele wereld echt stil staat. De stilte nadat een klik een plotseling einde aan het gesprek had gemaakt was niet gemakkelijk geweest, maar elk woord dat hij gezegd had was gemeend en zijn ouders wisten dat ook. Sylvia staat te twijfelen. Zou ze dat oude lelijke, maar lekker zitten ondegoed aandoen, of die gloednieuwe paarse set, die ze van haar moeder had gekregen? Poserend kijkt ze naar zichzelf in de grote staande spiegel, telkens naar zichzelf lachend. Als de bel gaat is ze inmiddels aangekleed en ze rendt haastig naar de deur. Kees' wangen zijn rood van de vrieskou. Gevleid neemt ze de bloemen in ontvangst . Ze zoent hem op z'n beide koude wangen. Hij lacht gespannen en zij trekt hem snel naar binnen en enkele seconden later voelt ze dat ook zijn mond behoorlijk is afgekoeld.
In een flat in Vinkhuizen zijn twee mannen ook al aardig in de weer. De man met de bril schetst de grote markt op een stuk papier. "Hier," wijst hij de ander aan: "Hier moet je de lading leggen, zodat de toren op de kerk zelf valt, maar we hebben wel het probleem, dat dit de kant van de toren is die het meest in het zicht ligt." De mannen kijken peinzend voor zich uit en besluiten even later om de bom in een onopvallende oude plastic tas van Scapino te verpakken en die gewoon achteloos te laten liggen. "Wij zitten dan hier," de man met de bril wijst op de kade in de buurt van cafe De Mingel'. "Daar staat een huis leeg en we kunnen ons daar goed verschansen. De zender haalt die afstand zat, dat heb ik nagemeten." De mannen steken plechtig een sigaret op een kijken met gefronsde wenkbrauwen uit het raam. De grasvelden ten noorden van Groningen zijn helemaal bedekt met een dunne laag sneeuw en zien er onwezenlijk wit uit.
"Het gaat lukken, ik weet het zeker." verbreekt de man met de bril de stilte. "Friesland kan de macht krijgen die ons toekomt! Ze moeten wel eens toegeven dat wij een land zijn met een eigen taal en cultuur en dus ook met het recht op een eigen land!"
"Fryslan boven!", voegt de ander hier nog enigszins flauw aan toe, en de twee friesen heffen het glas op een goede afloop van hun actie.
Kees kijkt naar Sylvia, die haar jas over haar oren heeft getrokken en hij hoort haar zachtjes ademen. De koude trekt door zijn spijkerbroek naar boven. Het is vijf voor zeven en hij weet dat ze nu goed moeten opletten of ze iets zien gebeuren.
"Sylvia," vraagt Kees haar ineens. "We kijken vanuit hun portiek naar de voorkant van de martinikerk en kunnen zo niet alles zien. Kun jij beter niet even rond de kerk lopen ofzo?" Sylvia laat zich dit geen twee keer zeggen en ze zet zich snel in beweging en voelt als snel de kou uit haar ledematen vertrekken. Ze loopt schijnbaar achteloos over de grote markt, maar let ondertussen goed op of er wat verdachts gebeurt. Halverwege komt ze een man in een lange regenjas tegen, maar ze doet alsof ze hem niet ziet en loopt richting het gedempte Zuiderdiep. Kees ziet de man inmiddels ook en hij merkt dus ook op hoe de man een tas aan de voet van de Martinitoren laat vallen. Sylvia laat Kees even later schrikken door ineens achter hem op te duiken. Als de man duidelijk uit het zicht is verdwenen steken zij snel de straat over en bestuderen de tas. Kees kijkt er al eerste in. "Godver.", weet hij nog uit te stoten als hij rode getallen ziet en een piepende sensor. "Wegwezen! Nu!" bijt hij Sylvia toe. "Ze mogen ons in geen geval zien!" Als ze even later weer op hun oude plaats zitten denkt Kees even panisch na. "Dit moet iets van een op afstand bedienbare bom zijn." Sylvia wordt nog een stuk witter in haar gezicht en ademt onrustig. Lanzaam begint een nieuwe sneeuwbui de gele tas te bedekken met een vers laagje sneeuw. Fluitend jaagt er een windvlaag over de markt, een massa sneeuwvlokken met zich meevoerend. "We moeten het er op wagen.",verbreekt Kees de stilte. "We moeten die bom inwisselen voor iets anders en die bom ergens ver weg brengen ofzo." Hij kijkt zoekend om zich heen en hij ziet een paar klinkers in de stoep losliggen. En nu maar hopen dat zij ons niet zien, bedenkt Sylvia zich nog even. Om tien over zes lopen ze met twee klinkers naar de Scapino-tas. Hun handen trillen als ze de bom uit het tasje pakken en er een paar klinkers voor in de plaats leggen. Het lijkt even of alles heel langzaam gaat. De wind suist langs het zwarte geval dat elke seconde een steriele pieptoon uitstoot.In werkelijkheid twee minuten maar voor hun gevoel een uur later staan ze met de bom weer in de portiek. "Ze hebben ons niet gezien." concludeert Kees simpel.
"Of nog niet.", kaatst ze zijn opmerking terug. "We hebben hier een bom in onze handen en die moet weg en snel graag alsjeblieft?" De brok die in haar keer zit kan ze niet verbergen en ze bibbert op haar benen en kijkt hem zenuwachtig aan.
"Blijf jij maar hier. Ik ben zo terug." Hij klinkt minder beslist, dan hij zelf zou willen. "Wat ga je doen?"
"Ik breng hem zo ver mogenlijk weg, zodat hij buiten het bereik van hun zender komt. Maar ik ga wel snel, want ik wil er zo snel als het kan van dit ding af zijn." Sylvia kijkt hem aan. "Doe voorzichtig", drukt ze hem nog op het hart als hij even slikt en dan met het zwarte monserachtige ding onder zijn jas de markt oploopt.
De kerk loopt vol. Mensen kijken blij en lopen de kerk in. De dominee knikt tevreden als hij ziet hoe de kerk voor de eerste dat jaar vol zit. Hij moet zelfs extra stoelen aan laten rukken om iedereen van een zitplaats te voorzien. De dominee knikt nog eens tevreden en bedenkt dat de opbrengst van de inzameling voor de zending wel weer eens lekker hoog zou kunnen worden deze avond. Intussen zijn Sylvia en Kees weer in Sylvia's kamer aangekomen. Hij zoent haar en voelt warmte die niet enkel lichamelijk lijkt te kunnen zijn. De zweetlucht die van haar lichaam komt maakt hem intens gelukkig. "Zijn we hier wel veilig?", vraagt ze hem voor de zoveelste keer.
"Ja," zegt Kees: "Ik heb je toch gezegd dat de bom aan de andere kant van de stad ligt. Ik hem net buiten de gracht op een verlaten plek gelegd en ben er toen snel vandoor gegaan." Ze glimlacht en ze zegt voor de zoveelste keer dat ze van hem houdt. Ze trekt haar trui uit en hij streelt haar rug en haar paarse BH. Geamuseerd bedenkt hij zichzelf, dat hij hier een week geleden nog enkel maar aan gedacht had, zonder er zich iets bij voor te kunnen stellen. Ze zoent hem innig en hij lacht haar toe. Tevreden. Hij kijkt terloops op de wekker die naast haar bed staat en ziet dat het vijf voor twaalf is. Hij streelt zacht met zijn handen over haar rug en wipt het haakje van de paarse BH los. Ze kijken elkaar aan en zoenen lang. Hij voelt haar warme zware adem in zijn nek De martinitoren begint te slaan en hij ziet de sterren voor zijn ogen opkomen. Plotseling klinkt er een hels gedonder door het rustige Groningen. Met een daverende geraas ontploft er een bom in een verlaten pand langs de gracht. Het bed piept. Niemand hoort de twee mannen gillen, als ze de lucht in vliegen. Sylvia kijkt Kees nog een keer in zijn ogen en explodeert van binnen.

Die kerstnacht was er een flink pak sneeuw gevallen. Het wit van de sneeuw straalt Kees tegemoet als hij uit het raam de Ebbingestraat inkijkt. De witte deken is enkel een beetje beschadigd door de brandweer,- en politieauto's die vannacht door de straat hebben gereden. Hij ziet haar armen en wordt weer warm van binnen en glimlacht in zichzelf. Hij loopt naar de telefoon. Als hij het nummer van zijn ouders draait voelt hij zich een beetje onzeker.
"Hallo? Met Kees," zegt hij zodra hij zijn moeder aan de andere kant van de lijn hoort. "Ik wou U een prettig kerstfeest wensen."
"Ja, dat wilden wij net ook, maar jij was volgens jouw huisgenoten die nacht niet thuisgeweest?" "Ach, dat leg ik wel later O.K.?" Zijn moeder reageert hier niet op. Ze ademt slecht vermoeid uit. "Wilt U vader ook prettige kerstdagen namens mij wensen?" vervolgt hij onzeker. "Ja.", antwoordt ze kort.
"We spreken elkaar nog he." De klik van de telefoon die op de haak valt is minder vinnig dan de vorige keer.
Kees' moeder kijkt naar de andere kant van de kamer, waar haar man achter een twee dagen oude krant verscholen zit. Ze kijkt hem aan en zegt: "Onze Kees redt zich wel, neem dat maar van mij aan." De krant blijft waar hij is. En daar blijft hij eigenlijk het grootste deel van de eerste kerstdag. s Avonds knipt hij de televisie aan en het kastje ademt meer sfeer uit, dan de rest van de kamer.

Joost van Hoek November 1997